Historie van de Koepel
De historie van de Koepel gaat terug tot de aanleg van het Luntersche Buurtbosch eind 19e eeuw. Als rustplek tijdens zijn inspecties van de aanleg van het bos liet notaris van den Ham op de Galgenberg eerst een houten schuur bouwen, in de volksmond ook wel ”de tent”, daarna liet hij een rietgedekt stenen gebouwtje neerzetten om zijn thee te drinken.
Door het snel opschieten van de bomen moest er al gauw een verdieping op met buitentrap en dakterras. Na de dood van de notaris op 15 januari 1912 is, ter nagedachtenis, door de familie besloten het bouwsel te vervangen door een uitzichttoren.
In de loop van de jaren moest de Koepel het weer opnemen tegen de groei van de omringende bomen, die het uitzicht vanuit de bovenomloop steeds meer belemmerden. In 1954 maakte architect ir. J.W. Dinger, zoon van notaris R. Dinger een schetsontwerp en deed metingen aan de bestaande toren. Diezelfde Dinger ontwierp in 1956 ook de “Jacob Groeneveld” pomp die naast de Koepel staat. Hij kreeg uiteindelijk opdracht tot het verhogen van de toren van zijn oom, de heer ir. H.L. Dinger, die toen voorzitter was van de Stichting en het houten huis “Dennenhorst” aan de Boslaan bewoonde. In 1961 is begonnen met het aanpassen van de fundering. Er zijn vervolgens enkele jaren over heen gegaan voordat de plannen voor de uitvoering en de bouwvergunning rond waren. De gemeente Ede zag aanvankelijk weinig in het plan maar draaide bij toen J.W. Dinger wees op het grote economische nut van een toeristische trekpleister voor de Lunterse gemeenschap.